Teams
De stamvader van het Mercedes F1-team
Ken Tyrrell werd geboren in 1924 en schreef zich aan het begin van de Tweede Wereldoorlog op 17-jarige leeftijd – met valse papieren – in bij de RAF, de Engelse luchtmacht. Aanvankelijk werkte hij er als mecanicien, maar later werd hij ook bemanningslid van een Lancaster-bommenwerper. In die hoedanigheid vloog hij meerdere bombardementsmissies op Duitsland. Zoals zoveel veteranen ging Tyrrell na de oorlog autoracen: hij bracht het in de jaren vijftig tot de Formule 2, maar met zijn achtergrond als technicus zag hij meer brood in het tunen van de auto’s van collega’s. Dit leidde tot de oprichting van de Tyrrell Racing Organization dat begin jaren zestig de eerste stappen zette in de Formule 3 met een talentvolle Schot, Jackie Stewart genaamd.
Samenwerking met Matra
Halverwege de jaren zestig werd een eerste stapje omhoog gedaan. Tyrrell had nu niet alleen Stewart in dienst, maar ook de jonge Belg Jacky Ickx. Het team reed met BRM Coopers, maar stapte al gauw over naar Matra F2-wagens die ook tijdens Formule 1-races ingezet werden. Het team deed dat zo succesvol dat het vanaf 1968 samen met Matra eigen F1-wagens ging ontwikkelen op basis van een Matra-chassis, aangedreven door de befaamde Cosworth DFV-motor. Tyrrell en zijn team reed de seizoenen 1968 en 1969 met groot succes onder de naam Matra International: Stewart boekte in ’68 op Zandvoort zijn eerste overwinning en later dat jaar volgden nog zeges in Duitsland en de Verenigde Staten. De gecombineerde stal van Tyrrell en Matra werd daardoor derde in het constructeurskampioenschap. Een jaar later waren de successen zo mogelijk nog groter: Stewart won in 1969 zes races, voldoende om wereldkampioen te worden en Matra International de constructeurstitel te bezorgen.
Eindelijk een echt eigen team
Het samengaan van de Franse autobouwer Matra met Simca in 1970 zorgde voor onrust. Simca was onderdeel van Chrysler, een grote concurrent van Ford dat met de Cosworth DFV-motoren veel geld in Tyrrell’s raceteam had gestoken. Tyrrell besloot dan ook de banden met Matra-Simca door te snijden en een eigen chassis te ontwerpen. Ter overbrugging werd met een March-chassis gereden, maar eind 1970 was de Tyrrell 001 klaar. Stewart reed zonder succes de laatste drie races van het seizoen met de eigen creatie, maar in 1971 stond er geen maat op de wagen. De Schot won er zes races mee en ook teamgenoot Francois Cevert deed een duit in het zakje door op Watkins Glen de USGP te winnen. De zeven zeges waren meer dan voldoende om Tyrrell de eerste eigen constructeurstitel te schenken.
François Cevert, Tyrrell 006 Ford
Zwarte schaduw over succes
In 1972 en 1973 werd Tyrrell tweede in de eindstand achter Lotus, maar vooral in dat laatste jaar had de stal lang de beste papieren. Stewart was twee races voor het einde wereldkampioen bij de coureurs geworden en de stal had op dat moment drie punten meer dan Lotus. Het team reisde vol vertrouwen af naar Noord-Amerika voor de dubbel Canada-Verenigde Staten. In Canada was Lotus de bovenliggende partij: het team pakte op Mosport Park zes punten, tegen twee punten voor Tyrrell en dus ging de stal van Colin Chapman met één punt voorsprong naar Watkins Glen voor de USGP. Op dat circuit hadden de Tyrrell’s in de voorgaande jaren geheerst en dus leek er geen vuiltje aan de lucht. Op de zaterdag voor de race ging het echter gruwelijk mis: Cevert verongelukte tijdens de training en overleed ter plekke. Stewart en de eveneens ingeschreven Chris Amon besloten zich direct terug te trekken en schonken daarmee effectief de titel aan Lotus. Bij Stewart kwam de dood van zijn Franse teammaatje zo hard aan dat hij meteen besloot te stoppen met Formule 1.
Innovaties
Tyrrell moest zonder zijn twee topcoureurs verder. Hij haalde voor 1974 Jody Scheckter en Patrick Depailler, maar de successen van begin jaren zeventig werden niet herhaald. De stal viel nadien vooral op met innovatieve ideeën, zoals de zeswieler, de allereerste hooggeplaatste voorvleugel en de x-wings.
De zeswieler Tyrrell P34
1/3
Foto door: Rainer W. Schlegelmilch
De Tyrrell 025 met X-wings (en Jos Verstappen achter het stuur)
2/3
Foto door: Ercole Colombo
De Tyrrell 019 met hoge neus
3/3
Foto door: Ercole Colombo
Voorloper van Honda en Mercedes
In 1998 hield het team op te bestaan, maar dat betekende niet het einde van Tyrrell. De licentie van het team ging over in handen van British American Racing dat op zijn beurt in 2006 weer overging in Honda. De Japanners besloten in 2008 uit de Formule 1 te vertrekken, waarna de boedel werd overgenomen door Ross Brawn, die in 2009 met het team wereldkampioen werd. Een jaar later werd Brawn GP en de racelicentie aan Mercedes verkocht. Goed beschouwd bestaat Tyrrell dus nog steeds en is het succesvoller dan ooit. Wellicht wordt er bij de zilverpijlen vandaag even stilgestaan bij hun illustere oprichter Ken Tyrrell die vandaag 97 jaar zou zijn geworden, maar op 25 augustus 2001 overleed.
Tyrrell Racing Organization (1968 – 1998)
Constructeur (chassis) | Matra (’68-’69), March (’70), Tyrrell (’70-’98) |
Grands Prix | 465 (als team), 432 (als constructeur) |
Constructeurstitels | 1 (1971)* |
Coureurstitels | 3 (1969, 1971, 1973)** |
Overwinningen | 33 |
Pole-positions | 19 |
Snelste ronden | 27 |
Coureurs | Jackie Stewart, Francois Cevert, Jody Scheckter, Patrick Depailler, Ronnie Petterson, Jean Alesi, Martin Brundle, Jos Verstappen |
* De titel van 1969 ging naar constructeur Matra
** Allen voor Jackie Stewart
First appeared at nl.motorsport.com