F1 Nieuws
Maken McLaren en Mercedes een kans?
Als de laatste Grands Prix voor de zomerstop één ding hebben aangetoond is het wel dat Red Bull Racing nog lang niet zeker is van de wereldtitels. Het Formule 1-team uit Milton Keynes had begin dit jaar de dominante auto, maar weet zich inmiddels voorbijgestreefd door McLaren en ook Mercedes lijkt met een fikse opmars bezig. De vraag is dan ook gerechtvaardigd of Max Verstappen zijn voorsprong in het WK na de zomer kan vasthouden.
In de geschiedenis van de Formule 1 zijn er meer dan genoeg voorbeelden geweest van enorme verrassingen in de tweede helft van het seizoen. We hebben de grootste omwentelingen op een rij gezet.
1964 – Surtees ontzegt Clark de titel
Top-drie na race vijf: Clark 30, Hill 26, Ginther, Arundell, Brabham 11
Top-drie aan het eind van het seizoen: Surtees 40, Hill 39, Clark 32
Na de vijfde ronde van het wereldkampioenschap 1964 stond John Surtees nog niet eens in de top-vijf van het kampioenschap. Hij had slechts tien punten en stond zesde, achter een trio coureurs met elf punten: Richie Ginther, Peter Arundell en Jack Brabham. Lotus-coureur Jim Clark en Graham Hill (BRM) waren klaar voor een duel om een tweede wereldtitel.
John Surtees (#2) in gevecht met Jim Clark (#8)
Foto door: David Phipps
Surtees was in de eerste vijf races slechts twee keer gefinisht: een tweede plaats op Zandvoort en een derde op Brands Hatch. De ex-motorkampioen pakte na de zomer echter de overwinning op de Nürburgring. Hill eindigde als tweede en kwam twee punten voor Clark aan de leiding van het klassement. Surtees, Hill en Clark vielen vervolgens in Oostenrijk uit, maar de coureur van Ferrari liep op Monza verder in door de Italiaanse GP te winnen.
Uiteindelijk ging Surtees in Mexico de seizoensfinale in met een achterstand van vijf punten op Hill. Op het Autodromo Hermanos Rodriguez leken de kansen van Surtees halverwege de race nihil: Clark leidde voor Gurney en Hill, terwijl Surtees slechts vijfde lag. Toen kwam de klap. Ferrari-coureur Bandini op P4 kreeg het aan de stok met Hill op P3. Beiden spinden en Hill liep schade op aan zijn Lotus. Clark had nu de beste papieren, maar zijn Lotus begon olie te lekken en in de laatste ronde moest hij opgeven. Bandini, zich bewust van de stand in het WK, speelde de plichtsgetrouwe teamgenoot. Hij liet Surtees in de allerlaatste bochten door naar de tweede plaats (achter Gurney) en zes punten, waardoor de Brit een onwaarschijnlijke titel in de wacht sleepte.
1976 – Hunt verslaat Lauda in controversieel seizoen
Top-drie na race 8: Lauda 55, Hunt 26, Depailler 26
Top-drie aan het einde van het seizoen: Hunt 69, Lauda 68, Scheckter 49
De titelstrijd tussen Niki Lauda en James Hunt in 1976 is welbekend (en vastgelegd in de speelfilm Rush). In het begin van het seizoen was er overigens nauwelijks sprake van een echt duel. Hunt werd begin mei zijn overwinning in de Grand Prix van Spanje afgenomen, toen bleek dat zijn McLaren 1,8 centimeter te breed was. Na de Zweedse GP was Hunt nog niet eens in de top-vijf te zien en het leek er dan ook op dat Lauda met succes zijn titel van 1975 zou verdedigen. Hunt won echter in Frankrijk en toen hij ook nog eens de punten van zijn zege in Spanje terugkreeg, was het gat met Lauda ineens een stuk kleiner.
James Hunt (r) op Fuji
Foto door: Motorsport Images
De Grand Prix van Groot-Brittannië was ook omstreden. Hunt was in de eerste ronde betrokken bij een aanrijding en reed daarop terug naar de pits. De monteurs wisten zijn auto te herstellen, maar omdat hij niet een volledige ronde had afgelegd, mocht hij er eigenlijk niet meer mee rijden. Na afloop ging er dan ook een kruis over zijn uitslag (de overwinning) en liep Lauda, die tot winnaar werd uitgeroepen, verder uit.
De Oostenrijker crashte daarop zwaar in Duitsland. Zijn auto vloog in brand en iedereen vreesde voor het einde van zijn carrière. Lauda herstelde echter snel – hij miste alleen de Oostenrijkse en Nederlandse GP’s – en was in Italië weer terug achter het stuur. Hunt had in de tussentijd zijn achterstand in het kampioenschap verder verkleind en alles kwam uiteindelijk samen in de laatste race van het seizoen, de Grand Prix van Japan. Lauda weigerde vanwege de hevige regen die race te rijden en zo kon Hunt – die in Fuji derde werd – zijn eerste en enige titel bijschrijven.
1982 – Rosberg behaalt titel met slechts één overwinning
Top-drie na race 8: Watson 30, Pironi 20, Patrese 19
Top-drie aan het einde van het seizoen: Rosberg 44, Pironi 39, Watson 39
Met elf verschillende winnaars en geen enkele coureur die meer dan twee races won, was 1982 een enorm competitief jaar in F1.
Keke Rosberg, Williams FW07C
Foto door: Sutton Images
Alain Prost won de eerste twee races, maar de onbetrouwbaarheid van Renault zorgde ervoor dat hij terugviel in de titelstrijd. Halverwege het seizoen had John Watson (McLaren) twee overwinningen behaald. Hij ging aan de leiding in het kampioenschap, tien punten los van Didier Pironi (Ferrari). Watson scoorde in de daaropvolgende zes races echter geen enkel punt en Pironi pakte in de Britse GP de leiding in het kampioenschap. De Fransman had vervolgens op Hockenheim een zware crash die ter plekke een einde maakte aan zijn F1-carrière. Nu kwam Williams-coureur Keke Rosberg in beeld. Hij had na Duitsland een achterstand van negen punten op Pironi, maar ging de niet meer rijdende Fransman met een tweede plaats in Oostenrijk en een overwinning in Dijon (GP van Zwitserland) voorbij in het klassement. Even leek het erop dat zijn titel nog in gevaar zou komen, maar uiteindelijk had de vader van Nico genoeg over om zijn enige wereldtitel te pakken.
2007 – Raikkonen profiteert van intern conflict McLaren
Top-drie na race 9: Hamilton 70, Alonso 58, Raikkonen 52
Top-drie aan het einde van het seizoen: Raikkonen 110, Hamilton 109, Alonso 109
Er werd verwacht dat 2007 een rechtstreeks gevecht zou worden tussen Ferrari’s Kimi Raikkonen en McLaren’s Fernando Alonso, maar geen van beiden had erop gerekend dat rookie Lewis Hamilton meteen kon meedoen om de prijzen. Raikkonen won weliswaar de seizoensopener in Australië, maar daarna was het vooral McLaren dat de klok sloeg. Aan het einde van de zevende ronde van het kampioenschap leidde Hamilton het kampioenschap met tien punten voorsprong op Alonso. Raikkonen had zelfs 26 punten minder dan de Engelse debutant.
Felipe Massa leidt voor Kimi Raikkonen en de rest van het veld
Foto door: Steve Etherington / Motorsport Images
Maar het tij keerde en Raikkonen won voorafgaand aan de (korte) zomerstop zowel de Franse als de Britse Grands Prix. Desondanks had hij nog steeds achttien punten achterstand op Hamilton. De Fin begon sterk aan de tweede helft van het seizoen en voorafgaand aan de seizoensfinale in Brazilië bedroeg de achterstand van de Fin op Hamilton slechts zeven punten (107 om 100), terwijl Alonso met 103 punten ook nog kans maakte op de titel.
Massa pakte op Interlagos de pole voor Hamilton, Raikkonen en Alonso. Raikkonen ging al snel Hamilton voorbij en ook Alonso haalde zijn teamgenoot in. Hamilton zakte verder weg naar P8 en moest aan een lange inhaalrace beginnen. Met de jonge Engelsman in de problemen, had Raikkonen alleen Massa nodig om Alonso op afstand te houden – wat de Braziliaan deed – om zijn enige wereldtitel te veroveren. Hamilton eindigde als zevende en had nog een sprankje hoop toen de auto’s van BMW en Williams werden onderzocht op onregelmatigheden met de brandstof. Uiteindelijk leverde dat geen veranderingen in de uitslag op en dus werd Raikkonen kampioen.
2012 – Vettel pakt derde opeenvolgende titel
Top-drie na race 11: Alonso 164, Webber 124, Vettel 122
Top-drie aan het einde van het seizoen: Vettel 281, Alonso 278, Raikkonen 207
In veel opzichten was 2012 de opvolger van het hierboven beschreven seizoen 1982. Een reeks van zeven verschillende winnaars in de eerste zeven races werd beëindigd door Alonso’s overwinning in Valencia, zijn tweede van het jaar. De Spanjaard werd daarna tweede op Silverstone en won op Hockenheim om 34 punten los te staan van Mark Webber en 44 van Sebastian Vettel.
Bruno Senna, Williams FW34 Renault in botsing met Sebastian Vettel, Red Bull RB8 Renault
Foto door: Steven Tee / Motorsport Images
Vettel verkleinde in Hongarije het gat tot 42 punten, maar Alonso had een duidelijke voorsprong op weg naar de zomerstop. Maar Vettel kwam in de tweede helft van het jaar op spectaculaire wijze terug met vier opeenvolgende overwinningen in Singapore, Japan, Korea en India. Bij het ingaan van de laatste race in Brazilië stond de Duitser opeens dertien punten voor op Alonso.
De Spanjaard kwalificeerde zich slecht voor de race in Interlagos. Hij startte als achtste, terwijl Vettel als vierde begon. De Duitser had echter een slechte start en viel terug naar de zevende plaats in het middenveld, terwijl Alonso kon opschuiven. Vervolgens kwam Vettel in botsing met Bruno Senna, maar de Red Bull-coureur kon door. Alonso was inmiddels opgeklommen naar de tweede plaats, maar kwam nooit in de buurt van raceleider Jenson Button. Vettel begon nu aan een inhaalslag en knokte zich terug naar de zesde plaats. Toen Paul di Resta crashte en de safety car naar buiten kwam, was het kampioenschap voorbij. De achttien punten van Alonso bleken niet genoeg om Vettel voorbij te gaan en de Duitser kon zo zijn derde titel oppikken.
First appeared at nl.motorsport.com